Je patiënt gebruikt maagzuurremmers en meldt zich bij jou met hartritmestoornissen. Toeval? Dat kan. Maar misschien is het een wel het gevolg van het ander, met magnesiumtekort als tussenliggende factor. Die wellicht beter met een voedingsinterventie opgelost kan worden dan met medicatie. “Dit is nog redelijk onontgonnen gebied, maar als dit zo is, kunnen we het medicijngebruik wellicht reduceren”, denkt farmacoloog Renger Witkamp, hoogleraar Nutritional Biology aan Wageningen University.
Witkamp doet al jarenlang onderzoek naar de relatie en interactie tussen voeding en medicatie. Daaraan zitten twee kanten. De ene kant van de medaille is dat bepaalde voeding de werking van medicatie kan beïnvloeden. Bekend hierin is bijvoorbeeld dat levodopa minder wordt opgenomen in combinatie met eiwitrijke maaltijden, of dat het antibioticum ciprofloxacine niet tegelijk ingenomen mag worden met onder meer zuivelproducten Een andere bekende is het eten of drinken van grapefruit(sap). Dit remt een enzym in de lever dat medicatie kan omzetten. De werking van het medicijn wordt daardoor beïnvloed. Voor dit soort relaties is best veel aandacht, omdat het resultaat ervan direct samenhangt met de werking van het geneesmiddel.
Nutriëntentekort door medicijnen
Een tweede groep van interacties is die tussen medicijngebruik en de voedingstoestand. Door het gebruik van bepaalde medicijnen kunnen tekorten ontstaan aan bepaalde vitamines en mineralen. Denk hierbij aan een verminderde opname van vitamine B12 en magnesium bij gebruik van maagzuurremmers. Ook metformine geeft verminderde B12 spiegels, deels via vermindering van de opname, deels via andere mechanismen. “Klachten als gevolg van een nutriëntentekort ontwikkelen zich geleidelijk bij langer gebruik van de medicijnen”, licht Witkamp toe. “Dit wordt lang niet altijd herkend, omdat het vaak toegeschreven wordt aan veroudering, slechtere voedingsstatus of comorbiditeiten. Met name bij oudere mensen komt dit veel voor. Als ze last krijgen van tintelingen, polyneuropathie of verwardheid, schrijven we dit vaak toe aan het ouder worden . Maar het kunnen net zo goed symptomen zijn van een vitamine- of mineralentekort.”
Onontgonnen terrein
Dit onderzoeksgebied is relatief nieuw. “Toen mijn promovendus Wout van Orten hier 6 à 7 jaar geleden onderzoek naar ging doen, was er nog nauwelijks iets van bekend”, vertelt Witkamp. Van Orten analyseerde patiëntendossiers om te kijken naar mogelijke relaties tussen specifieke medicatie en het optreden van nutriëntentekorten. Maar daarnaast vielen bepaalde associaties op, waar ik heel graag meer onderzoek naar wil doen. Zoals die relatie tussen maagzuurremmers en hartritmestoornissen. Die hartritmestoornis ontwikkelt zich mogelijk door een tekort aan magnesium dat ontstaat door de maagzuurremmers. Hetzelfde zien we door slaapproblemen die kunnen ontstaan bij vitamine-B12-deficiëntie. Dan zijn geen anti-aritmica of slaapmiddelen nodig, maar moeten we aan de slag met voeding. Als dat klopt, kunnen we met minder medicatie toe.”
Kijken naar het grote plaatje
Dit vraagt om extra aandacht van zorgprofessionals voor dit probleem. Ook hierbij spelen weer 2 belangrijke zaken een rol. Een eerste punt is de versnippering. Witkamp: “Het grote plaatje is lang niet altijd in beeld. Als patiënt ga je naar een cardioloog, een longarts, een internist. Voor je het weet gebruik je 5 medicijnen of meer. In Nederland weten we dat zo’n 25% van de mensen van 75 jaar en ouder meer dan 7 middelen gebruikt.” Een tweede is dat artsen vrij eenvoudig medicijnen voorschrijven, maar dat er veel minder vaak pillen af gaan. “De-prescribing is niet iets wat artsen vaak doen. Dokters kunnen of durven niet makkelijk medicatie te minderen. Dus krijgen mensen steeds meer medicijnen.”
Alarmbelletje moet gaan rinkelen
Witkamp pleit voor meer aandacht voor de voedingsstatus bij het gebruik van medicatie. “De eerste laag is simpel. Als iemand nieuwe medicijnen heeft gekregen, vraag dan of ze iets aan verandering merken ten aanzien van eten. Is de smaak veranderd, hebben ze een droge mond? Daarmee start je het gesprek over eten. De tweede laag is dat je weet wat en hoeveel je patiënt slikt en alert bent op problemen die daarmee kunnen ontstaan. De derde laag is dat je echt inhoudelijk gaat kijken. In het Leerboek Voeding hebben we in een tabel omschreven wat mogelijke effecten zijn bij verschillende geneesmiddelen.” Tot slot komt het aan op meten van bloedwaarden én samenwerking. “Je hoeft niet alles zelf te weten”, vindt Witkamp, “als je maar leert wat andere mensen weten. Dat je weet wanneer je moet doorverwijzen naar een diëtist, want misschien ligt er wel meer aan voeding dan we denken.”
Renger Witkamp is mede-auteur van het hoofdstuk Voeding en medicatie van het Leerboek Voeding. Dit boek is te koop via de webshop van BSL. Op de site van het leerboek staat meer informatie.