Stel dat je patiënt een vraag heeft op het gebied van leefstijl, maar zelf heb je de tijd of de kennis niet om iemand hiermee verder te helpen. In het Amsterdam UMC hebben ze daar een leefstijlloket voor. Een patiënt die toch al in het ziekenhuis is, kan via de leefstijlmakelaar hulp krijgen om een gezondere leefstijl aan te nemen. “Door het thema leefstijl apart te benaderen neem je het serieus, en neem je veel werk uit handen van de specialist”, vertelt Hidde Cusveller, leefstijlmakelaar in het Amsterdam UMC.
Een leefstijlloket moet ervoor zorgen dat leefstijlgeneeskunde een vastere plek krijgt binnen de zorg, zonder dat het artsen verder belast. Een arts of andere zorgprofessional constateert dat een leefstijlverandering gunstig zou zijn en informeert bij de patiënt of hij of zij daar eens verder over wil praten. Zoja, dan komen ze bij het leefstijlloket terecht. “Stap 1 is dan dat we de situatie schetsen. Wat is er aan de hand, waarvoor ben je hier en hoe vind je het om iets met je leefstijl te doen”, schetst Cusveller een beeld van zijn werk. “Stap 2 is dan om te kijken of iemand gemotiveerd is om te veranderen. Daar zet ik motiverende gespreksvoering voor in. We gaan op zoek naar de wenselijke situatie, de ambivalentie, belemmeringen en aanknopingspunten. Het doel is om tot een verwijzing te komen. Vaak naar de 1e lijn, maar het kan ook zijn dat er op sociaal gebied zoveel speelt, dat we daar eerst mee aan de slag moeten.”
Onderzoeksfase
Meerdere ziekenhuizen hebben dergelijke leefstijlloketten opgezet of zijn het aan het opstarten – hoewel de invulling en de achtergrond van de leefstijlmakelaar varieert. In het Amsterdam UMC en UMC Groningen zijn de leefstijlmakelaars gestart in het kader van het LOFIT-onderzoek, met subsidie van ZonMw. In deze vier jaar durende studie wordt gekeken hoe leefstijl een vast onderdeel kan worden van de zorg. Dankzij een innovatiesubsidie vanuit het Amsterdam UMC zelf kunnen nu niet alleen interne geneeskunde en orthopedie van de leefstijlmakelaar gebruik maken, maar kunnen ook patiënten van HPB-chirurgie (lever, alvleesklier, galblaas en galwegen), verloskunde en gynaecologie doorverwezen worden.
Sociale kaart opzetten
Een van de grotere klussen aan het begin van het traject was om een goed overzicht te krijgen van alle beschikbare mogelijkheden om door te verwijzen. “Samen met een collega heb ik de eerste maanden ruim 75 kennismakingen gehad”, vertelt Cusveller. “Met fysiotherapeuten, diëtisten, stoppen-met-roken-coaches, GLI-aanbieders, ga zo maar door. Natuurlijk kunnen we ook alles digitaal opzoeken, maar het is altijd fijn om een gezicht te hebben, en een indruk te krijgen van de visie van het betreffende initiatief. Daarnaast hebben we van alle initiatieven in kaart gebracht wat het startniveau moet zijn, hoe het zit met vergoedingsstructuren, en in welke wijken en buurten de verschillende interventies zitten. Daar hebben we eigenhandig een kaart van gemaakt, die we nu gebruiken bij de doorverwijzingen.”
Doorverwijzingen naar het leefstijlloket
Om patiënten bij de leefstijlmakelaar te krijgen, is de inzet van de zorgprofessionals noodzakelijk. Zij zijn degenen die hun patiënten moeten doorverwijzen. Maar hier liggen ook nog wat uitdagingen. “Niet alleen bij patiënten is er sprake van gedragsverandering, ook bij de zorgverleners. Er zijn een aantal artsen heel enthousiast en die verwijzen goed door. Anderen verwijzen niet of nauwelijks. Het vraagt om net een wat andere manier van werken, in de toch al beperkte tijd en de hoge werkdruk. Ook weten sommige artsen gewoon niet goed hoe ze overgewicht ter sprake kunnen brengen en zijn bang dat ze de arts-patiëntrelatie schaden. Bovendien hangt het ook af van het specialisme. Bij gynaecologie bijvoorbeeld wil je zo min mogelijk ingrijpen als er sprake is van een probleem, en ligt een oplossing zoeken binnen leefstijl meer voor de hand.”
Vaak succesvolle doorverwijzing
Van de patiënten die bij de leefstijlmakelaar komen, lukt het in de meeste gevallen wel om passende begeleiding te vinden. “Soms is het niet meer nodig”, vertelt Cusveller. “Een deel van de mensen gaat zelf al aan de slag als de arts het met ze over leefstijl heeft. Voor andere mensen is het gewoon even niet het goede moment in het leven om aan een gedragsverandering te werken.” Maar meestal komt Cusveller samen met de patiënt tot een goed actieplan. Soms is daar een tweede gesprek voor nodig. “Veel mensen hebben nog nooit van bepaalde interventies gehoord. Dan stuur ik ze informatie en bel ze later nog een keer op. Dan hebben ze er over na kunnen denken en vaak zien ze dat dan wel zitten.” Na doorverwijzing is terugrapportage van de behandelaar gewenst. Voor het onderzoek van LOFIT is dat gestructureerd iedere 3 maanden, zodat het effect meetbaar wordt gemaakt. Ook voor de andere patiënten is terugrapportage gewenst. “Dat is een continu proces. Het vergt tijd om de communicatie goed met elkaar af te stemmen en daar een goede manier voor te vinden.”
Ook mogelijkheid in de eerstelijn voor leefstijlloket?
Het leefstijlloket zit in het ziekenhuis, maar ook in de eerstelijn zou een vergelijkbare functionaris effectief kunnen zijn. “Hoe meer mensen bij het juiste aanbod terecht komen, hoe beter”, stelt Cusveller. “De druk op de huisartsenzorg is hoog. Een leefstijlfunctionaris kan veel werk uit handen nemen door zich specifiek op leefstijl en daaraan gerelateerde doorverwijzingen te richten. Dat biedt ruimte om leefstijl ook echt de aandacht te geven die ervoor nodig is. Voorwaarde is wel dat er goede communicatie tussen de eerste en tweede lijn nodig is om geen verwarring te veroorzaken bij de patiënten, zodat ze niet aan allerlei dingen tegelijk aan het werk gaan, of dat we dingen dubbelop doen. In beide settingen zijn er weer andere aanknopingspunten voor een gesprek over leefstijl, dus als deze begeleiding op meerdere plaatsen gebeurt, dan lijkt me dat extra waardevol”.