Veel mensen hebben te maken met een slechte slaap, maar zoeken er nauwelijks hulp voor. Zonde, want er is vaak redelijk eenvoudig iets aan te doen. Met hulp van de huisarts kan het overgrote deel van de mensen het slaappatroon verbeteren. ‘Artsen zijn vaak bang dat het veel tijd gaat kosten om mensen hierin te begeleiden, maar eigenlijk levert het juist tijd op’, vertelt slaapwetenschapper Merijn van de Laar.
Zo’n 1 op de 5 mensen noemt zichzelf een slechte slaper. Maar slechts 14 procent zoekt hier hulp voor. ‘Aandacht voor slaap en signalering van problemen is dus een belangrijke eerste stap’, vertelt van de Laar. ‘Slapeloosheid kan samen gaan met andere klachten, zoals pijnklachten of angst- en stemmingsstoornissen. Daarnaast heeft ongeveer de helft van de mensen met slapeloosheid er geen andere klachten naast. In beide gevallen is het belangrijk om het slaapprobleem in kaart te brengen aan en aan te pakken.’
Merijn van de Laar is op 22 maart 2024 spreker bij het 5e congres Leefstijlgeneeskunde in de spreekkamer. Tijdens zijn workshop over de behandeling van slaap als leefstijlpijler, leert u over de fysiologie van de slaap, wat er gebeurt als het misgaat met slapen, hoe een slaapprobleem goed uitgevraagd kan worden en welke stappen ondernomen kunnen worden om het slapen te verbeteren. >> Meer informatie |
In kaart brengen van het slaapprobleem
Slaap kan eenvoudig ter sprake worden gebracht, ook als mensen met andere (leefstijlgerelateerde) klachten komen. ‘Als er sprake is van slapeloosheid is de eerste stap om het goed uit te vragen hoe het probleem eruit ziet, of er klachten zijn overdag en wanneer het begonnen is. Vaak zijn slaapproblemen ontstaan in een periode van stress of spanningen. Vervolgens blijft het slaapprobleem in stand door verkeerd aangeleerde gedragingen, zoals dutjes overdag, piekeren over slaap of te lang op bed blijven liggen. Vraag wat mensen doen als ze niet kunnen slapen. Kijken ze steeds op de klok, gaan ze liggen woelen of gaan ze juist uit bed?’
Goede slaap begint overdag
Ook het ritme overdag is een aandachtspunt. ‘Veel mensen zijn overdag te druk en zitten vaak binnen. Het inlassen van pauzemomenten, regelmatig naar buiten om intensief licht mee te pakken en overdag actief zijn helpen ook om ’s nachts beter te slapen. Ook is het belangrijk om schermen als tablet of telefoon 1,5 uur voor je naar bed gaat weg te leggen. Dit heeft niet zozeer te maken met blauw licht, die theorie is eigenlijk alweer achterhaald. Het gaat vooral om wat je doet op zo’n scherm. Dat is veel te intensief. Bij tv kijken is dat al veel minder.’
Belangrijkste interventie kan de huisarts zelf
Als het probleem duidelijk is vraag je uit wat iemand al zelf heeft gedaan en wat de hulpvraag is. ‘Veel mensen hebben zelf al van alles gedaan’, vertelt Van de Laar, ‘maar bijna nooit een gedragstherapeutische behandeling van slaap. Terwijl dat juist het meest effectief is.’ De huisarts of een POH-GGZ kan de patiënt hier zelf bij begeleiden. Het is een kortdurende interventie van maximaal 4 weken, waarvoor 3 afspraken nodig zijn: 1 goede anamnese en 2 vervolgconsulten. Want hoe ziet zo’n interventie eruit? ‘Je legt uit dat de kwaliteit van de slaap veel belangrijker is dan de duur van de slaap en dat je daarop inzet met de behandeling. De patiënt vult een slaapkalender in, waaruit duidelijk wordt hoeveel tijd iemand echt slaapt. Dat is de tijd die de patiënt de komende week op bed gaat liggen. Slaapt iemand dus bijvoorbeeld 5 uur, dan gaat diegene dus ook maar 5 uur in bed liggen. Ook minder kort op bed liggen kan helpen. Je overlegt altijd met de patiënt wat haalbaar is. Welke vaste bedtijden je aanhoudt, overleg je ook met de patiënt. De eerste 3 dagen zal het lastig zijn en nemen de klachten wellicht toe. Daarna gaat het vaak beter. De patiënt komt nog 2 keer terug voor een evaluatie. De tijd in bed kan eventueel met een kwartier per week uitgebreid worden, om zo de optimale bedtijd te ontdekken.’
Wanneer is er meer nodig?
Bij sommige mensen werkt slaaprestrictie niet goed genoeg en voor een klein deel van de mensen is het niet de geschikte aanpak. ‘Voor 75 tot 80 procent van de mensen werkt slaaprestrictie al na een week of 2. Als er na 3 à 4 weken nog geen verbetering is, moet er een goede analyse gemaakt worden door een POH-GGZ of bijvoorbeeld een psycholoog.’ Bovendien kent slaaprestrictie een aantal contra-indicaties: mensen met ernstige psychiatrische problemen, epilepsie of slaapstoornissen zoals slaapwandelen of het vertraagde slaapfasesyndroom mogen niet zomaar beginnen met slaaprestrictie, omdat dit hun klachten kan verergeren.
En slaapmedicatie?
‘We zien helaas dat het gebruik van benzodiazepines de laatste jaren toeneemt. Toch is slaapmedicatie geen langetermijnoplossing; het moet echt alleen in noodgevallen en dan maximaal een paar dagen. Bij benzodiazepines kunnen gewenning of afhankelijkheid optreden. Maar ook werken ze negatief op de slaapkwaliteit. Mensen hebben de beleving dat ze goed geslapen hebben, maar de REM-slaap en de diepe slaap zijn verminderd. Dit kan weleens de reden zijn dat mensen zich overdag toch moe voelen. Er is dus echt een andere aanpak nodig.’
Voorkomen van andere problemen
‘We zien dat artsen soms koudwatervrees hebben om te beginnen met de behandeling van slaap. Ze zijn bang dat het veel tijd kost. Maar het kost ongeveer even veel tijd als iemand instellen op slaapmedicatie, en is veel effectiever. Bovendien verdien je die tijd terug. Slechte slaap kan leiden tot allerlei mentale en fysieke klachten waarvoor patiënten terugkomen op het spreekuur. Door die slaapproblemen op tijd te ondervangen, voorkom je veel andere problemen. Mijn tip: ga het gewoon eens doen en ervaar hoe het werkt.’