Hoe geven we leefstijl een plek in het onderwijs? Dat was het hoofdonderwerp van het congres Leren en Leefstijl van de Coalitie Leefstijl in de Zorg in het Spoorwegmuseum in Utrecht. “We zijn een heel eind gekomen,” vertelt Marjolein van de Pol, huisarts en opleider, tijdens haar keynote-lezing, “maar er is nog veel te doen.”
Van der Pol neemt een zaal vol opleiders op WO, HBO en MBO-niveau mee naar de jaren negentig, toen ze haar geneeskundeopleiding volgde. Het biopsychosociaal model was al aanwezig, maar in de praktijk hadden gesprekken over voeding, bewegen of slaap nog nauwelijks een plek. Pas tijdens haar huisartsenopleiding kwam die aandacht voorzichtig op gang. Inmiddels is leefstijl, mede door het gedachtegoed van Positieve Gezondheid, een belangrijkere pijler geworden binnen de zorg en steeds meer in het onderwijs. “Het gaat niet alleen om pillen of protocollen,” zegt ze. “Maar om alles wat een mens gezond maakt.” Maar in de opleidingen heeft leefstijl nog altijd een kleine plek.
Het verhaal achter de ziekte
Om te illustreren waar het nog misgaat, vertelt Van der Pol over Herman: een man die pas in beeld komt wanneer hij al diabetes heeft. “Als huisarts had je dat eigenlijk eerder willen weten,” zegt ze. Niet alleen vanwege zijn bloedwaarden, maar vanwege het verhaal erachter. Herman heeft een gameverslaving, een klein sociaal netwerk, een gevoel altijd onder te doen voor zijn broer, en copingstrategieën die vooral gericht zijn op vermijden.”
“Het verhaal achter leefstijlgerelateerde aandoeningen is complex. Alle ervaringen en interacties beïnvloeden zijn leefstijl,” legt ze uit. “En precies daar liggen de aangrijpingspunten om ook in het onderwijs mee aan de slag te gaan.” Van der Pol gebruikt de metafoor van het ‘leefstijlorkest’: iedereen heeft een eigen orkest van gewoontes, overtuigingen, omgeving en gedrag. Idealiter ben je zelf de dirigent van dat orkest, maar lukt dat niet, dan kun je anderen – bijvoorbeeld diëtisten, fysiotherapeuten of psychologen – inzetten om weer richting te vinden.
De uitdaging van het onderwijs
Volgens Van de Pol is juist hier een grote opdracht voor het medisch onderwijs weggelegd. Longitudinale leerlijnen en praktijkverbindingen – zoals leefstijlzorgloketten – helpen studenten om gezondheidsproblemen breder te bekijken. Maar dat is ingewikkeld, zegt ze. “Het risico is dat het wordt platgeslagen tot ‘gewoon gezonder leven’, terwijl het zó veel complexer is. Je moet studenten zowel de medische mechanismen leren als de context begrijpen waarin gedrag ontstaat. En daarbij is er ook ‘concurrentie’ met andere inhoud.”
Uit onderzoek blijkt bovendien dat studenten moeite hebben om over leefstijl in gesprek te gaan. “Ze vinden het moeilijk om de juiste woorden te vinden,” vertelt Van der Pol. “Net als bij psychische klachten ontbreekt soms een taal om het gesprek waardig te voeren.” Daarom pleit ze voor onderwijs dat medische kennis, onderzoek en gedragsverandering samenbrengt. In colleges kunnen ervaringsdeskundigen of specialisten, zoals cardiologen, illustreren hoe leefstijl in de praktijk werkt bij bijvoorbeeld hart- en vaatziekten. Daarnaast kunnen communicatietrainingen studenten helpen om patiënten actief uit te nodigen voor een gesprek dat verder gaat dan ‘meer bewegen’ of ‘gezonder eten’.
Het begint bij jezelf
Een ander aspect dat Van der Pol benadrukt, is het betrekken van studenten bij hun eigen leefstijl. Een deel van de studenten sport intensief, gebruikt eiwitshakes en krijgt te maken met een online omgeving vol misleidende claims. Door hen te laten onderzoeken hoe makkelijk je verkeerde informatie over gezondheid oppikt, worden ze bewuster van hoe patiënten dat óók ervaren. “Het is een spiegel die veel laat zien,” zegt ze.
Fysiek onderwijs als slijpsteen
In fysiek onderwijs over leefstijl zijn volgens Van de Pol interactie, de discussie en het samen oefenen essentieel. “We moeten elkaar als slijpsteen gebruiken,” benadrukt Van der Pol. Inspirerende rolmodellen spelen daarbij een grote rol. “Als een traumachirurg vertelt over postoperatieve infecties bij mensen die roken of obesitas, maakt dat veel meer indruk dan wanneer ik dat als huisarts zeg.”
De volgende stap: normaliseren
Praktijkstages blijven cruciaal om leefstijl als vanzelfsprekend onderdeel van de zorg te verankeren. Want de gezondheidswinst is groot: naar schatting is 30% van alle ziektes te voorkomen of te verminderen met een betere leefstijl. Maar de verantwoordelijkheid ligt niet alleen in de spreekkamer, benadrukt Van der Pol. “De omgeving moet mee veranderen. We moeten leefstijl verder integreren in beleid, onderwijs én maatschappij.”
Volgens haar heeft leefstijl inmiddels een vastere plek in het geneeskundecurriculum, maar is het tijd voor de volgende stap: normaliseren, verdiepen en beter verbinden met de praktijk. “We zijn op de goede weg,” besluit Van der Pol. “Maar het is een blijvende uitdaging om door te ontwikkelen, zodat we samen kunnen bouwen aan een gezondere samenleving.”

