Het idee dat leefstijl alleen een rol speelt bij kinderen met obesitas is achterhaald. “In elk contact, of dat nu op het consultatiebureau, bij de huisarts, of binnen de kindergeneeskunde is, moeten we leefstijl bespreken. Leefstijl speelt een rol in de preventie én behandeling van allerlei aandoeningen,” stelt kinderarts Inès von Rosenstiel.
Veel zorgprofessionals in de kindergeneeskunde brengen leefstijl vaak vooral in verband met overgewicht en obesitas. Maar er is ook veel winst te behalen voor kinderen met andere gezondheidsproblemen. Denk aan astma, ADHD, jeugdreuma en chronische vermoeidheid. “Het is tijd om leefstijl in de volle breedte te integreren in de zorg.”
Leefstijl als onderdeel van de curatieve zorg
Von Rosenstiel pleit voor een bredere inzet van leefstijl in de curatieve zorg, met aandacht voor het volledige spectrum: van de eerste duizend dagen tot de adolescentie. “De eerste duizend dagen zijn cruciaal, maar leefstijl blijft een belangrijke factor gedurende de hele kindertijd. Het gaat niet alleen om voeding, beweging, ontspanning en slaap, maar ook om sociale en mentale aspecten.”
Bewijs voor leefstijlinterventies groeit
Hoewel wetenschappelijk bewijs voor leefstijlinterventies bij kinderen met chronische ziekten nog beperkter is dan bij volwassenen, groeit de ondersteuning. “Voor kinderen met astma weten we bijvoorbeeld dat een mediterraan dieet ontstekingen vermindert en dat yoga bijdraagt aan een betere kwaliteit van leven, klachtenafname, en vermindering van medicatiegebruik. Bij ADHD zien we dat activiteiten in de natuur de symptomen verminderen. Voor kinderen met chronische darmziekten zijn stressreducerende technieken effectief. Deze inzichten moeten we vertalen naar de spreekkamer,” zegt de kinderarts.
Weten wie er voor je zit
Zelf bespreekt Von Rosenstiel leefstijl bij elk kind dat ze op haar spreekuur ziet. “Ik bouw het eigenlijk op een heel natuurlijke manier in, want ik wil weten wie ik voor me heb zitten. Eerst vraag ik of ze iets over zichzelf willen vertellen, wie ze zijn los van de ziekte. Daarna zeg ik dat ik weet waar ze voor komen, maar dat ik eerst eens met ze wil kijken naar hoe ze leven. Dan pak ik het leefstijlroer erbij. Bij heel jonge kinderen de versie voor 0-4 jarigen en anders – zolang we met de werkgroep de andere leeftijdsgroepen nog niet hebben bijgewerkt – het leefstijlroer voor volwassenen. Daarmee krijg ik al heel snel een indruk van de leefstijl van het kind. Daardoor kan ik ook makkelijker de verbinding leggen tussen de klachten en de leefstijl.”
Concrete adviezen en samenwerking
Het succes van leefstijlinterventies hangt volgens Von Rosenstiel af van praktische kennis en samenwerking met lokale netwerken. “Natuurlijk moet je weten wat de link is tussen leefstijl en bepaalde aandoeningen. Wat er voor evidence bekend is bij verschillende ziektebeelden. Zodat je heel concrete adviezen kunt geven. Daarnaast moet je goed op de hoogte zijn van de formele en informele mogelijkheden in de regio. Of het nu gaat om scouting, kinderboksen of creatieve therapie, zorgverleners moeten weten wat er beschikbaar is, zodat je gericht kunt doorverwijzen.”
Ze heeft zelf een netwerk opgebouwd rondom haar ziekenhuis. “Zo’n 5 jaar geleden ben ik begonnen met het opzetten van een verwijscircuit rondom dit ziekenhuis. Hierin staat van alles van fysiotherapie en kinderyoga tot buurtactiviteiten. Dat is voor iedereen toegankelijk, zodat ook huisartsen en andere zorgverleners ouders gericht kunnen doorverwijzen.
Kinderen centraal
De kracht van leefstijlinterventies zit volgens haar in het op maat maken voor elk kind. “Het gaat om wat het kind motiveert. Bij pubers bijvoorbeeld werk ik met stappentellers of tips die passen bij hun interesses. Ik leg ze dingen uit en zet er verder vooral geen druk achter, want in deze fase is eigen keuzes maken het allerbelangrijkst. Kinderen zijn vaak enthousiast over kleine veranderingen die hun dagelijks leven leuker maken. Het is aan ons om die kansen te benutten. Dat is goed voor het kind en ook voor de ouders. Die zijn vaak ook op zoek naar handvatten. Alle ouders zoeken naar regels rondom eten, bewegen, schermtijd, slaap, en willen ook zo min mogelijk medicatie voor hun kind.”
Als bonus noemt Von Rosenstiel dat ook voor haarzelf het werk een stuk leuker wordt op deze manier. “Je hebt het niet alleen over klachten en medicatie, maar je krijgt leuke gesprekken over wat iemand leuk vindt. Iedereen wil zich gehoord en gezien voelen, en dat doe je op deze manier. Je bent echt in contact met het kind.”