Leefstijltherapie moet de focus zijn van de behandeling van mensen met diabetes type 2. Maar het effect ervan hangt af van het subtype diabetes, en de interventie moet eigenlijk op maat gemaakt zijn voor dat subtype. Daarover vertelden Suzan Wopereis, onderzoeker bij TNO, en Susanne Berbée, onderzoeker en diëtist bij Gezondheidscentrum Stevenshof op het congres Leefstijlgeneeskunde in de spreekkamer, dat recentelijk plaatsvond in Utrecht.
Zo’n 25 tot 40 procent van de mensen met diabetes type 2 kan remissie behalen door leefstijlverandering. Er zijn een aantal factoren die hierbij meespelen. Ten eerste is de ernst van de diabetes van belang; hoe ernstiger, hoe lastiger het is om volledige remissie te behalen. Ten tweede is een langdurige leefstijlverandering nodig, en gedragsverandering op lange termijn is altijd lastig. Tot slot speelt ook mee welk subtype diabetes iemand heeft. Afhankelijk hiervan slaat de behandeling wel of niet goed aan.
Verschillende subtypes
Mensen met diabetes type 2 blijken op basis van een orale glucose tolerantie test te kunnen worden onderverdeeld in verschillende clusters of subtypes. Bij hyperglykemie zijn acht organen betrokken, die niet allemaal in gelijke mate bijdragen. Wanneer de pancreas niet meer goed functioneert, wordt er niet voldoende insuline aangemaakt. Bij de andere subtypes is er wel voldoende insuline, maar is er bijvoorbeeld sprake van insulineresistentie in de spieren, in de lever, of een combinatie daarvan. “Deze subtypes hebben een andere etiologie; het ontstaan van de diabetes is echt anders”, vertelt Wopereis.
Gerichte behandeling
De behandeling van deze subtypes vraagt dus ook een andere benadering. “Mensen bij wie de pancreas niet goed functioneert kunnen door een leefstijlveranderingen misschien wel minder medicatie gaan gebruiken, maar volledige remissie is niet meer haalbaar”, vertelt Wopereis. Bij de andere subtypes ligt dit anders. Patiënten met spierinsulineresistentie hebben bijvoorbeeld baat bij beweegprogramma’s, terwijl mensen met leverinsulineresistentie goed reageren op aanpassingen in voeding. Patiënten met een combinatie van spier- en leverinsulineresistentie hebben het meest baat bij een combinatie van een voedings- en beweeginterventie.
Hyperinsulinemie
Er is bewijs voor de diabetypering, er is veel onderzoek gedaan en er zijn ook praktijkervaringen, maar het is op dit moment nog niet de huidige werkwijze. Waar zorgprofessionals wel al mee aan de slag kunnen, is om niet alleen naar glucosewaarden te kijken, maar ook insuline te meten. Lang voordat de glucosewaarden afwijkend worden, kan er namelijk al sprake zijn van hyperinsulinemie. Hyperinsulinemie is een probleem voor allerlei metabole processen, en kan positief beïnvloed worden door een gezonde leefstijl. Ook bij eenmaal vastgestelde diabetes is het meten van de insuline belangrijk. Veel mensen met diabetes maken zelf nog wel insuline aan, maar na de diagnose worden veel mensen behandeld met insuline. “Je kunt je dus afvragen of dat wel de beste therapie is voor deze mensen”, vertelt Wopereis. Haar tip: meet de insulinerespons bij de patiënt, kijk wat er gebeurt en handel naar aanleiding daarvan.
Op de wipwap
Diabetes type 2 kan onder invloed van leefstijl snel verbeteren, maar ook weer verslechteren. Maar diabetes is omkeerbaar en de patiënt kan er op ieder moment mee aan de slag. In interventies die zes maanden duurden, zagen de onderzoekers dat patiënten het na een maand of 2 à 3 lastiger vonden om de leefstijlinterventie vol te houden. “Het leven komt soms in de weg. Als er bijvoorbeeld sprake is van een verhuizing, of stress vallen mensen terug in oude gewoontes”, vertelde Berbée. In de toekomst zou het daarom mooi zijn als diabetesbehandeling gekoppeld wordt aan bijvoorbeeld een Gecombineerde Leefstijl Interventie, zodat mensen gedurende twee jaar begeleiding krijgen. “Maar start gewoon kleinschalig, iedere stap is al winst”, is het advies van de onderzoekers.
Interessant?
Op 13 september spreekt Suzan Wopereis op het congres Leefstijlgeneeskunde in de Spreekkamer. Aanmelden kan via deze link.