Het verband tussen aangeleerd gedrag en eetgewoonten wordt steeds duidelijker. Ghislaine Schyns, assistent professor aan Maastricht University, legt uit hoe exposuretherapie een sleutelrol kan spelen bij het doorbreken van ongezonde eetpatronen. “Eetgedrag is vaak een combinatie van kennis en gewoonte. Mensen weten vaak wat gezond is, maar kampen met een sterke drang die aangeleerd en moeilijk te doorbreken is,” zegt ze.
Veel eetgedrag wordt aangeleerd via klassieke conditionering. Dit kennen we van Pavlov. Net zoals die honden de associatie legden tussen een bel en eten, ontwikkelen mensen associaties tussen bepaalde stimuli – of cues – en voedsel. “Stel dat je iedere avond op de bank zit, Netflix aanzet en daarbij een zak chips opentrekt,” illustreert Schyns. “De bank, Netflix, het gekraak van de zak. Dit worden allemaal cues waar je mentaal en fysiek op gaat reageren. Ons brein is een meester in het leggen van verbanden en het lichaam weet al na een paar keer wat er gaat gebeuren. Het bereidt zich voor op de chips die gaan komen, door verhoogde speekselvorming en andere lichamelijke processen die de vertering stimuleren. Dit ervaren we dan als verhoogde trek. Deze reactie op verschillende stimuli noemen we cue-reactiviteit. Iedereen heeft deze reactie, maar het vormt een probleem als die reactiviteit verhoogd is. Onderzoek heeft uitgewezen dat een sterkere cue reactiviteit toekomstig overeetgedrag en gewichtstoename voorspelt. “Het probleem is dat deze aangeleerde trek zo sterk kan zijn dat het lastig is om eraan te weerstaan. En zeker met bepaalde – vooral ongezonde – voedingsmiddelen ontstaat die koppeling in het brein al heel snel. Dit is zo sterk dat je heel snel naar die chips grijpt, zelfs als je weet dat je het niet moet doen. ”
Met exposuretherapie nieuwe koppelingen maken
Exposuretherapie lijkt een effectieve behandeling te zijn om die cue-reactiviteit te verminderen. Exposuretherapie is met name bekend bij angststoornissen. Mensen gaan dan vaak bepaalde situaties uit de weg, maar daardoor blijft de angst bestaan. Juist door blootstelling aan wat ze angstig maakt, vermindert de angst. Dat komt omdat ze erachter komen dat de ‘catastrofe’ die ze verwachten uitblijft. Eenzelfde concept werkt ook voor de link tussen cues en bepaalde producten. Door mensen bewust bloot te stellen aan hun favoriete snack, zonder dat ze ervan mogen eten, ondervinden ze dat ze de controle kunnen houden, en zich niet verliezen in overeten.
“Niet alleen het eten zelf is belangrijk, maar ook alle andere relevante cues, zoals de bank en Netflix uit het voorbeeld, zijn belangrijk om te betrekken bij de exposureoefeningen. “Met exposuretherapie werken we toe naar extinctie. De koppeling tussen de cues en het eten moet uitdoven, of eigenlijk wordt het vervangen door een nieuwe koppeling: cue: niet eten.
Verschillende fases
Het proces begint met het identificeren van persoonlijke cues. Schyns: “Het is heel belangrijk dat je alle cues meeneemt, want vaak zijn dat er meerdere. Die moet je eerst goed in kaart brengen. Daarna worden mensen in de therapie geconfronteerd met hun favoriete snacks, maar ze mogen er niet van eten. Ze mogen eraan voelen, ruiken, luisteren hoe het voelt als je erin knijpt of het breekt, soms een klein hapje nemen. Aan het eind van de sessie gooien we het product dan weg. Dit proces herhalen we een aantal keer en in alle relevante situaties waarin het eetgedrag is aangeleerd, totdat de associatie tussen de cue en de drang naar eten afneemt. Je legt als het ware nieuwe routes aan in je brein, waardoor de triggers niet automatisch tot eten leiden.”
Effectiviteit en praktische toepassing
Uit onderzoek blijkt dat exposuretherapie overeetgedrag kan verminderen en gewichtsverlies kan ondersteunen. In een experiment kregen deelnemers acht sessies exposuretherapie, zowel in een gecontroleerde setting als in hun eigen omgeving. “Het is een intensieve, soms confronterende methode, maar met effect. We zagen dat deelnemers minder gingen eten van de producten waarmee ze geoefend hadden,” vertelt Schyns.
De uitdaging: van laboratorium naar praktijk
Hoewel de eerste resultaten hoopgevend zijn, is verdere studie nodig. De lange termijn-effecten van exposuretherapie moeten beter in kaart worden gebracht. Daarnaast onderzoekt Schyns hoe deze methode geïntegreerd kan worden in bestaande leefstijlprogramma’s. “We willen weten of exposuretherapie een extra boost kan geven aan leefstijlverandering, bovenop adviezen over voeding, beweging en slaap.” “Het vraagt commitment van zowel de coach als de deelnemer. Maar als je bereid bent om ermee aan de slag te gaan, kan exposuretherapie een krachtige tool zijn om gezonde keuzes op de lange termijn vol te houden.”