Zo’n 1 op de 10 Nederlanders heeft chronische nierschade. Dat komt neer op ongeveer 1,8 miljoen mensen, waarvan naar schatting ruim 500.000 mensen zich er niet van bewust zijn dat ze het hebben. Dat blijkt uit onderzoek van UMCG en Nivel. “We zien de laatste jaren flink stijgende lijn, die tegelijk opgaat met de stijging van overgewicht, diabetes en hypertensie”, vertelt Dominique van Mil, arts-onderzoeker.
In 2022 stond chronische nierschade nog op de 10e plek van meest voorkomende doodsoorzaken in 2040, inmiddels is die verwachting bijgesteld naar de 5e plek. Veel mensen zijn zich nog niet bewust van de omvang van het probleem. “Dat was ik zelf ook niet voordat ik begon met mijn onderzoekstraject”, vertelt Van Mil. “In die zin zijn we blij met het nieuwe onderzoek hiernaar, want deze cijfers maken dat we echt een boodschap kunnen uitdragen, en voor bewustwording kunnen zorgen.”
Wat is chronische nierschade?
De diagnose chronische nierschade wordt gesteld als er voor ten minste 3 maanden sprake is van een verminderde nierfunctie en/of aanwijzingen zijn van nierschade. “Zowel de nierfunctie als mate van nierschade zijn goed te meten. De nierfunctie wordt gemeten met bloedonderzoek en als deze lager is dan 60%, spreken we van verminderde nierfunctie. Nierschade wordt gemeten door een verhoogde hoeveelheid eiwit in de urine”, vertelt van Mil. “Chronische nierschade is onomkeerbaar. Als de nierfunctie onder de 15% komt, spreken we van nierfalen. Maar ook vroegere stadia van chronische nierschade geven een verhoogd risico op complicaties, zoals hart- en vaatziekten”.
Sluipend
Het probleem met het vaststellen van nierschade is dat mensen pas laat symptomen krijgen. “Vaak gaan mensen pas iets merken als de nierfunctie al flink is afgenomen. Dan krijgen ze vage klachten als vermoeidheid, jeuk en vochtophoping. Dat is niet altijd een signaal om naar de huisarts te gaan, en ook voor een zorgverlener is het niet altijd duidelijk dat het om nierschade kan gaan. Dat lampje gaat niet altijd branden.”
Risicofactoren
Een trigger om aan nierschade te denken is dat het in veruit de meeste gevallen samen gaat met overgewicht, hypertensie en/of diabetes mellitus type II. Uit het NIVEL-onderzoek blijkt dat 35 procent van de mensen met chronische nierschade diabetes heeft, 12 procent had hartfalen en bijna 70 procent had hypertensie. “Die combinatie zien we heel vaak, en als je dus iemand ziet met deze problemen, is dat al voldoende aanwijzing om te screenen op chronische nierschade. Dat staat ook in de richtlijnen, maar dat gebeurt helaas niet altijd. Dat komt deels omdat er in opleidingen lang niet altijd voor aandacht is, en ook omdat het een beetje vaag begrip is. Het heeft bijvoorbeeld niet de impact die een diagnose als kanker heeft. Er speelt ook mee dat we tot een jaar of 10 à 15 geleden weinig middelen hadden om de nierfunctie achteruitgang te remmen. Inmiddels hebben we meer medicatie ervoor, en zijn er volop onderzoeken gaande naar een nog betere aanpak.”
Combinatie van leefstijlfactoren
Het allerbest blijft natuurlijk om chronische nierschade te voorkomen. Dat zit vooral in leefstijl. “Er is niet één belangrijke factor aan te wijzen, vertelt van Mil. “Het zijn alle aspecten van leefstijl die ervoor zorgen dat je een gezond gewicht behoudt, een normale bloeddruk en lage suikerspiegels. Nefrologen vertellen altijd de boodschap niet teveel zout te eten omdat dat de kans op een hoge bloeddruk vergroot. Teveel suiker is ook niet goed, net als te weinig bewegen, of roken. Het is echt een combinatie van factoren, dus we moeten ruim op die leefstijl inzetten. Maar we weten ook hoe lastig dat is.”
Start met bewustwording
Bewustwording is momenteel een van de belangrijke dingen die Van Mil hoopt te bereiken. Bij zorgverleners en bij patiënten. “Ten eerste moeten mensen erbij stil staan wat een gezonde leefstijl voor effect kan hebben op je (nier)gezondheid. Ten tweede dat mensen die al chronische nierschade hebben weten dat je erger kan voorkomen door gezond te leven. En ten derde dat screening belangrijk is, en dat we tegenwoordig goede medicatie hebben om te zorgen dat het niet verder achteruit gaat. Sowieso bij mensen met risicofactoren, maar gezien de grootte van het probleem, pleiten wij voor een screening van de algemene bevolking.”