Samenvatting
De coronacrisis kan beschouwd worden als een ‘natuurlijk experiment’ waarin de sociale context aanzienlijk is veranderd. Het is nog grotendeels onbekend hoe jongeren daarop reageren en welke gedragingen veranderen. We hebben een cohortvergelijking gemaakt van derdeklassers (N = 177, Mleeftijd = 15,00) van de middelbare school vóór de coronacrisis (voorjaar 2019) met een qua demografische kenmerken vergelijkbare groep derdeklassers (N = 188, Mleeftijd = 14,95) tijdens de eerste lockdown (voorjaar 2020). We vergeleken de domeinen eetgedrag, leefstijl en sociaal-emotionele gezondheid tussen beide cohorten en keken naar de samenhang binnen en tussen domeinen voor beide cohorten. De consumptie van zoete snacks thuis, alcoholgebruik en eenzaamheid waren in het coronacohort hoger dan vóór de coronacrisis (niet significant na correctie). De consumptie van fruit thuis, van suikerhoudende dranken en ongezonde snacks buitenshuis, en matige en zware fysieke activiteit kwamen minder voor tijdens de lockdown. Relatietevredenheid met ouders, geluksgevoel en stress door school waren lager vergeleken met het cohort vóór de lockdown. Roken, stress thuis en relatietevredenheid met beste vriend(in) waren in beide cohorten even hoog. Het patroon van samenhang binnen en tussen de domeinen verschilde. Verder onderzoek moet uitwijzen hoe veerkrachtig jongeren op de langere termijn zijn en welke jongeren ondersteuning nodig hebben om terug te veren.
Inleiding
De maatregelen om in het voorjaar van 2020 de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan hadden grote impact op de leefsituatie van jongeren. Middelbare scholen waren gesloten, het onderwijs vond online plaats en jongeren zaten veel meer thuis. Ook hun ouders waren in veel gevallen meer thuis. Sporten in teamverband was niet mogelijk, de horeca was gesloten en feesten en festivals waren niet toegestaan. Deze situatie kan beschouwd worden als een ‘natuurlijk experiment’ waarin de sociale context aanzienlijk is veranderd. Een belangrijke vraag is of en hoe bepaalde gedragingen (eetgedrag, leefstijl) en sociaal-emotionele gezondheid van jongeren samenhangen en zijn veranderd als gevolg van een dergelijke drastische verandering in de sociale context. De focus van eerdere onderzoeken ligt veelal op sociaal-emotionele gezondheid. Ook hebben deze onderzoeken vaak de beperking dat ze slechts op één moment zijn gemeten (crosssectioneel onderzoek) en/of alleen tijdens de coronaperiode zijn uitgevoerd. Andere onderzoeken zijn wel zowel vóór als tijdens de coronacrisis uitgevoerd bij dezelfde jongeren (longitudinaal onderzoek). Het kan hierbij lastiger zijn om de ‘normale’ ontwikkeling (met het toenemen van de leeftijd) te onderscheiden van de impact van de coronamaatregelen. Ons onderzoek heeft een uniek ontwerp waarin derdeklassers van de middelbare school voor de coronacrisis (voorjaar van 2019) worden vergeleken met een qua demografische karakteristieken vergelijkbare groep derdeklassers tijdens de eerste lockdown van de coronacrisis (voorjaar 2020). We vergelijken in dit onderzoek twee cohorten op enkele domeinen die een belangrijke rol spelen in het leven van jongeren (eetgedrag, leefstijl en sociaal-emotionele gezondheid) en kijken naar de samenhang binnen en tussen de domeinen per cohort. Dit levert een belangrijke bijdrage aan eerder onderzoek, omdat het naar een breed scala van (onderlinge samenhang in) eetgedrag, leefstijl en emotionele gezondheid bij jongeren kijkt.
Eetgedrag
Al tijdens de eerste lockdown van de coronacrisis werd er in de media gesproken over ‘coronakilo’s’, waarbij gesuggereerd werd dat jongeren en volwassenen in gewicht aankwamen. Dit kan veroorzaakt worden door het eten van meer ongezonde voeding, maar ook door minder te bewegen. Onderzoek van het Voedingscentrum liet echter zien dat 83 % van de volwassenen aangaf tijdens de eerste lockdown niet anders te zijn gaan eten. Daarnaast gaf 10 % aan gezonder te zijn gaan eten en ging de overige 7 % ongezonder eten [1]. Of dit ook geldt voor jongeren is nog niet helemaal duidelijk. De literatuur is tegenstrijdig, al lijkt er een vermindering van gezond en een toename van ongezond eetgedrag te zijn [2, 3]. Ons onderzoek levert een bijdrage aan de huidige literatuur door inname van gezonde (groente en fruit) en ongezonde (energierijke snacks en suikerhoudende dranken) producten apart in kaart te brengen voor producten verkregen vanuit de thuissituatie versus producten die buitenshuis waren verkregen (zoals op school of bij anderen thuis). Op basis van eerder gepubliceerde internationale literatuur valt te verwachten dat de consumptie van suikerhoudende dranken en ongezonde snacks – vooral thuis verkregen – hoger is in het coronacohort, dan in het cohort een jaar eerder. Hoewel jongeren meer thuis bij hun ouders zijn, passen ouders soms te strenge maatregelen toe, die vaak ineffectief blijken [3]. We verwachten dat groente- en fruitconsumptie (van thuis) tijdens de lockdown hoger is, omdat ouders mogelijk meer zicht en invloed hebben (via bijvoorbeeld hun eigen eetgedrag thuis) op wat jongeren aan fruit en groenten eten [3, 4]. De verwachting is dat gezond én ongezond snacken buitenshuis lager is door de beperkende coronamaatregelen om buitenshuis dingen te ondernemen.
Leefstijl
Naast eetgedrag lijkt de coronacrisis ook impact gehad te hebben op de leefstijl van jongeren. Uit eerder onderzoek bleek bijvoorbeeld dat het alcoholgebruik tijdens de lockdown afgenomen was onder volwassenen en jongvolwassenen, zoals studenten [5]. Dit is waarschijnlijk te verklaren doordat de horeca gesloten was en er nauwelijks sociale activiteiten plaatsvonden waarbij normaliter alcohol wordt gedronken. Het percentage (volwassen) rokers lijkt stabiel te zijn gebleven, waarbij sommige rokers meer gingen roken (door stress of verveling) en andere juist minder rookten (vanwege gezondheidsredenen) [6]. Er is op dit moment nog weinig onderzoek gedaan naar alcohol en roken dat zich specifiek op middelbare scholieren heeft gericht, maar de verwachting is dat het alcoholgebruik tijdens de lockdown lager is, en dat er geen verschil is voor rookgedrag. Daarnaast verwachten we, in lijn met eerder onderzoek onder kinderen, adolescenten, jongvolwassenen (studenten) en volwassenen [5, 7], dat de jongeren tijdens de lockdown minder vaak en lang sportten dan de jongeren in het cohort van een jaar eerder, toen er geen beperkende coronamaatregelen waren.
Sociaal-emotionele gezondheid
De eerste lockdown lijkt een negatieve invloed te hebben gehad op de mentale gezondheid en kwaliteit van leven van jongeren [8, 9]. Zo bleek uit longitudinale onderzoeken dat de mate van eenzaamheid tijdens de coronacrisis ten opzichte van eerdere jaren toenam [10], voornamelijk bij jongeren die onderwijs op afstand volgden [11]. Ook bleek er tijdens de lockdown sprake van meer stress, een lager geluksgevoel en een slechtere relatiekwaliteit [10,11,12,13]. Jongeren waren tijdens de eerste lockdown meer thuis met hun ouders en hadden minder (offline) contact met leeftijdgenoten, wat van invloed kan zijn geweest op de kwaliteit van de relatie met ouders en leeftijdgenoten. De effecten kunnen zowel positief (door bijvoorbeeld intensivering van de goede relatie met ouders, minder stress door school of het beperken van problematisch contact met klasgenoten), als negatief zijn (door bijvoorbeeld stress thuis, een slechte relatie met ouders of veranderende relaties met vrienden). Vooral dat laatste lijkt het geval te zijn: er werden meer conflicten met ouders gerapporteerd [11], er was minder steun van ouders ontvangen [14] en ouders rapporteerden een lagere mate van positive parenting [14]. De verwachting is dat de sociaal-emotionele gezondheid (onder andere geluk, stress en eenzaamheid) van jongeren tijdens de eerste lockdown minder goed is dan van een vergelijkbaar cohort een jaar eerder [10,11,12,13].
Samenhang binnen en tussen eetgedrag, leefstijl en sociaal-emotionele gezondheid
Ten slotte is het belangrijk om inzicht te krijgen in de samenhang binnen en tussen eetgedrag, leefstijl en sociaal-emotionele gezondheidsfactoren voor en tijdens de lockdown. Eetgedrag en leefstijl lijken in belangrijke mate het welbevinden van jongeren te kunnen bepalen. Zo hadden jongeren die meer fysieke activiteit vertoonden bijvoorbeeld minder depressieve symptomen over tijd voor de coronacrisis [15] en lijkt activiteit ook tijdens de coronacrisis belangrijk te zijn voor het welbevinden van jongeren en volwassenen [16]. Tot nu toe is coronaonderzoek bij jongeren veelal gericht op welbevinden en soms op eetgedrag of leefstijl, en is er weinig coronaonderzoek dat aspecten van eetgedrag, leefstijl en welbevinden onder jongeren combineert. Dit onderzoek levert een belangrijke bijdrage omdat het inzicht geeft in de samenhang tussen constructen van eetgedrag, leefstijl en sociaal-emotionele gezondheid binnen vergelijkbare cohorten vóór en tijdens de coronacrisis. Bovendien suggereren diverse theoretische raamwerken dat de sociaal-emotionele gezondheid in grote mate wordt bepaald door de psychische behoeften van sociale verbondenheid, autonomie en zelfacceptatie [17, 18]. In lijn hiermee heeft coronaonderzoek aangetoond dat jongeren die tijdens de coronacrisis kwalitatief goede contacten hadden met zowel leeftijdgenoten als ouders een betere mentale gezondheid over tijd rapporteerden dan jongeren die dit niet hadden [9, 10, 13, 19, 20]. Dit onderstreept het belang van kwalitatief goede sociale relaties voor het mentaal welbevinden (onder andere geluk, stress, eenzaamheid). Omdat jongeren meer thuis waren en op hun ouders waren aangewezen, zou de kwaliteit van de relatie met ouders zelfs sterker kunnen samenhangen met sociaal-emotionele gezondheid. Door de kenmerkende cohortvergelijking kan ons onderzoek ook hierin eerste inzichten verschaffen.
Het huidige onderzoek
Samenvattend richt dit onderzoek zich op de domeinen eetgedrag, leefstijl en sociaal-emotionele gezondheid en de onderlinge samenhang, waarbij een cohort jongeren dat tijdens de eerste lockdown in de derde klas zat wordt vergeleken met een cohort jongeren dat vóór de coronacrisis in de derde klas zat. Dit heeft als voordeel dat we de impact van de coronamaatregelen kunnen onderzoeken zonder dat deze effecten vertekend zijn door de voortgaande fysieke en sociaal-emotionele ontwikkeling van de jongeren. Het huidige onderzoek vult belangrijke lacunes binnen de huidige coronaliteratuur, specifiek voor de impact van de coronacrisis op jongeren in Nederland.Onderzoeksopzet
Dit onderzoek maakt deel uit van het longitudinale onderzoeksproject ‘G(V)OED voor elkaar!’, waarin met verschillende vragenlijstmetingen data zijn verzameld over gezondheidsgedrag en de sociaal-emotionele gezondheid van jongeren en hun ouders [4]. Tijdens de eerste meting (meetmoment T1: najaar 2017) zijn zowel eersteklassers (cohort 1) als tweedeklassers (cohort 2) van het voortgezet onderwijs geïncludeerd, die longitudinaal zijn gevolgd. In dit onderzoek worden de twee cohorten vergeleken op het moment dat ze in het derde leerjaar zaten. Cohort 1 zat in leerjaar 3 tijdens de eerste lockdown van de coronacrisis (meetmoment T4) en wordt vergeleken met cohort 2, dat een jaar eerder in leerjaar 3 zat (meetmoment T3).
Participanten en procedure
Jongeren zijn geworven via zeven middelbare scholen in het zuiden en oosten van Nederland. Ouders ontvingen een informatiebrief en werden gevraagd om toestemming voor deelname te verlenen voor zowel hun kind als henzelf. Ook gaven jongeren zelf toestemming. In totaal werd op T1 voor 718 jongeren toestemming verkregen. Data van ouders zijn in het huidige onderzoek buiten beschouwing gelaten.
De dataverzameling vond plaats met Qualtrics, een online softwareapplicatie om vragenlijsten via computers af te nemen. Op T3 (voorjaar 2019) werd de dataverzameling in de desbetreffende klassen op scholen uitgevoerd. Op T4 (najaar 2020) werden de adolescenten gevraagd om de vragenlijsten op een zelfgekozen moment online in te vullen. Op T4 werd gevraagd om retrospectief te rapporteren over de situatie tijdens de eerste lockdown in voorjaar 2020. Als waardering voor deelname werden onder de deelnemers cadeaus verloot (variërend in waarde van 10 tot 250 euro).
Het onderzoek is onafhankelijk getoetst door de Ethiekcommissie Sociale Wetenschappen (ECSW20170805-516) van de Radboud Universiteit. Er is formeel geen bezwaar tegen dit onderzoek. Bij aanvang van het onderzoek werd iedereen duidelijk gemaakt dat deelname vrijwillig was, dat er op ieder moment gestopt kon worden en dat alle data gepseudonimiseerd verwerkt zouden worden.
In cohort 1 (N = 177) was de verhouding leerlingen van het vmbo (28,8 %) en havo/vwo (71,2 %) anders dan in cohort 2 (N = 237): vmbo (43,5 %) en havo/vwo (56,5 %). Omdat opleidingsniveau kan samenhangen met de variabelen die we onderzochten [21], hebben we de verhouding gelijk gemaakt door in het grootste cohort (cohort 2) 54 deelnemers random te selecteren uit de 103 vmbo-leerlingen, waarmee de verhouding vmbo versus havo/vwo ook 28,7 % versus 71,3 % is geworden (N = 188).
Instrumenten
Op T3 en T4 werden dezelfde vragenlijsten gebruikt, waarbij op T3 veelal de meer algemeen geldende situaties en op T4 de periode van de eerste lockdown (gedefinieerd als: ‘de periode van half maart 2020 tot half juni 2020 toen scholen gesloten waren en er alleen online onderwijs was vanwege het coronavirus’) werden uitgevraagd. De vragenlijst richtte zich op de volgende domeinen: eet- en drinkgedrag (suikerhoudende non-alcoholische dranken, gezonde en ongezonde snacks), leefstijl (roken, alcohol, fysieke activiteit), sociaal-emotionele gezondheid (eenzaamheid, relatietevredenheid ouders en beste vriend(in), geluk). De vraagstelling en codering wordt beschreven in de aanvullende digitale content Supplement Methode.
Analyses
Eerst zijn van beide cohorten voor alle variabelen beschrijvende statistieken berekend. Het betreft gemiddelden en standaarddeviaties voor continue variabelen en percentages voor ordinale of dichotome variabelen. Om de twee cohorten in het voorjaar van 2019 (T3) en voorjaar van 2020 (T4) met elkaar te vergelijken zijn vervolgens onafhankelijke t-toetsen uitgevoerd voor de continue variabelen en chi-kwadraattoetsen voor de ordinale of dichotome variabelen. Om rekening te houden met en te corrigeren voor het aantal tests dat werd uitgevoerd, is op de p-waarden een Bonferroni-correctie toegepast. Afhankelijk van het aantal tests dat is uitgevoerd, werden er verschillende significantieniveaus gehanteerd; een significantieniveau van p < 0,008 (0,05/6) voor drinkgedrag, p < 0,004 (0,05/14) voor eetgedrag, p < 0,008 (0,05/6) voor leefstijl en p < 0,008 (0,05/6) voor sociaal-emotionele gezondheid. Ten slotte werd de samenhang tussen de variabelen onderling berekend. Standaard werd de Pearson-correlatiecoëfficiënt gebruikt, maar bij ordinale of twee dichotome variabelen werden Spearman-correlaties gehanteerd. Bij de interpretatie van de correlaties werd een Bonferroni-gecorrigeerde p-waarde van p < 0,001 (0,05/35) gehanteerd, rekening houdend met het aantal variabelen. Bij alle analyses werd een p-waarde tussen 0,05 en de Bonferroni-gecorrigeerde p-waarde als ‘niet significant na correctie’ beschouwd, en een p-waarde kleiner dan de Bonferroni-gecorrigeerde p-waarde als significant. Alle analyses zijn uitgevoerd met SPSS (versie 25).
Resultaten
Vergelijking van cohorten vóór en tijdens de eerste lockdown
Tabel 1 laat zien dat beide cohorten vergelijkbaar zijn op demografische gegevens. De resultaten voor drinkgedrag (tab. 2) tonen een consistent patroon, waarbij de consumptie van suikerhoudende dranken van buitenshuis tijdens de eerste lockdown lager was dan ervoor, terwijl de consumptie van thuis niet verschilde. Wat betreft eetgedrag (tab. 3) zien we een vergelijkbaar patroon voor ongezond snackgedrag van buitenshuis, dat consequent lager lag tijdens de eerste lockdown. De consumptie van zoete snacks (gebak, cake en grote koeken, chocolade) van thuis lijkt daarentegen hoger te zijn tijdens de eerste lockdown (niet-significant na correctie). De fruitinname ligt tijdens de eerste lockdown lager (vergeleken met voor de coronacrisis), terwijl er geen verschillen werden gevonden voor de consumptie van warme en rauwe groenten. Verder blijkt dat jongeren minder matige en zware fysieke activiteit rapporteerden tijdens de eerste lockdown (tab. 4). Daarnaast was het percentage jongeren dat wekelijks alcohol drinkt hoger (dit was na correctie echter niet significant). Er werd geen verschil gevonden in het (zeer lage) percentage rokers vóór de coronacrisis en tijdens de eerste lockdown. Ten slotte blijkt dat jongeren meer gevoelens van eenzaamheid (na correctie niet significant), minder relatietevredenheid met ouders, minder stress door school en een lagere mate van geluk rapporteerden tijdens de eerste lockdown, dan vóór de coronacrisis (tab. 5). Er werden geen verschillen gevonden voor de relatietevredenheid met de beste vriend(in) en de ervaren stress in de thuissituatie.